Home
Sportmassage
Training
Instructie
Even voorstellen
Contact
Uit het nieuws
Disclaimer

Uit de media

Soms lees ik wel eens artikelen in een (paarden-)blad die me erg aanspreken. Ik hoop dat desbetreffende het niet erg vindt dat ik hun artikel gebruik om anderen te informeren. (Mocht dit wel zo zijn neem dan contact met me op dan haal ik het artikel van mijn site)

 

11-07-27 ‘Veel blessures te wijten aan verkeerd management’

door dr. Albert van Unen
In onze paardenkliniek zien wij veel paarden voorbijkomen met verschillende blessures. Vooral rugblessures, peesblessures en blessures aan de banden, ligamenten en spieren. Ik durf te stellen dat verkeerde training en stalmanagement daar een van de hoofdoorzaken van is.
Naar aanleiding van een artikel op de site van het Nederlands Hippisch Kenniscentrum (NHK) waarin een verband wordt gelegd tussen het trainingsmanagement en het optreden van blessures bij paarden, ga ik hierop in. De uitkomsten van het onderzoek zijn nog niet definitief, maar drs. Carolien Munsters, promovendus bij de faculteit Diergeneeskunde in Utrecht, presenteerde de grote lijnen in mei op hogeschool Van Hall Larenstein in Wageningen.

‘Door je paard dagelijks te controleren op diverse gezondheidsparameters, hem te monitoren gedurende trainingen en hier gericht naar te handelen, kom je veel te weten over de optimale training en managementsituatie voor jouw paard en kun je preventief optreden om blessures te voorkomen’, aldus Munsters.

Amateurs en professionals
Het door Carolien Munsters genoemde beleid is vooral gericht op preventie. Op zich is dat heel goed en ben ik het daarmee eens. Blessures kunnen grotendeels voorkomen worden door goed management en door de training af te stellen op de leeftijd en het niveau van het paard. Bij alle takken van sport is een goed management broodnodig.

Voor zowel professional als amateur is het belangrijk om stil te staan bij goed management van zijn paard en zich daar bewust van te zijn. Of het ‘amateurpaard’ nu op M-niveau acteert, terwijl zijn leeftijdsgenoot onder een professional loopt op een hoger niveau in de sport; bij allebei is het juiste management belangrijk. Dat is voor ieder sportpaard gelijk.

Je ziet vooral dat wanneer de amateur de oefeningen niet goed beheerst, dit schade toebrengt aan een paard. Bijvoorbeeld: het paard heeft in de M1 niet meer kwaliteit om hogerop te komen, maar de ruiter wil dat wel. Dan moet de ruiter daar in berusten of een ander paard kopen dat wel die kwaliteiten heeft. Datzelfde geldt voor de springsport en military. Maar eerst moet die amateur bij zichzelf te rade gaan of hij de gevraagde oefeningen wel op de juiste manier voorbereidt en beheerst. Naast een goede dierenarts is de amateur sterk afhankelijk van een goede trainer of instructeur, die op meer dingen let dan alleen hoe het beeld van de getoonde oefening zou moeten zijn.

Het paard van tevoren testen op aanleg is niet zo makkelijk, want dan kom je in de klinische keuring terecht. En daarin moet het paard alleen ‘fit to compete’ zijn, maar dat zegt niets over zijn toekomstige kwaliteit in de desbetreffende tak van sport.

Te voorzichtig
Rug en peesblessures zijn van alle tijden. Toch werden deze blessures dertig tot veertig jaar geleden niet opgemerkt of kwamen ze minder voor. Paarden waren ook niet zo duur en als het misging, werd gewoon een nieuw exemplaar gekocht.

De rugblessures van tegenwoordig komen, behalve door trauma van buitenaf zoals vallen, uitglijden en vastliggen, vaak door een verkeerd zadel, verkeerd of scheef op het paard zitten, verkeerde training, verkeerde inwerking, oefeningen verkeerd uitvoeren of de verkeerde afstand naar de hindernis rijden. Hierdoor kan het dier crashen middenin de hindernis of moet het enorm rekken om erover te komen en verstuikt daarbij een kogel.

Botbreuken zie je niet zo veel. De paarden zijn tegenwoordig goed gevoed en staan goed op het beslag. Maar omdat ze kostbaar zijn, zijn de mensen er wel te voorzichtig mee: ze laten het paard te weinig paard zijn en verwennen het te veel. Op een concours als Aken zie je dat mensen uit Oost Europa vaak harder zijn voor hun paarden. Maar die paarden zijn ook veel harder! De natuurlijke selectie is beter. Die mensen gaan het meest natuurlijk met de paarden om. De paarden mankeren bijna nooit iets. Dat geeft toch te denken.

Papkindjes
In de fokkerij gaat veel geld om. Veulens worden koste wat kost in leven gehouden en voorzichtig grootgebracht. Vooral niet bij andere paarden in de paddock of in een groot weiland. Stel je voor dat het veulen zich blesseert. Maar het worden papkindjes. Jonge paarden zouden zowel in de zomer- als wintermaanden dag en nacht buiten moeten bivakkeren. ’s Winters desnoods in een loopstal.

Het te laat beleren van vijf- en zesjarige of zelfs oudere paarden is niet goed. Paarden zitten dan vaak al vastgeroest in hun lijf. Dat kan zich uiten zich in bijvoorbeeld scheefheid, wat weer blessures veroorzaakt. Ik vind dat een driejarig paard oud genoeg is om te worden beleerd. Maar je moet het paard dan niet intensief inzetten. Twee, soms drie keer per week lichte training is voldoende. Dravers en volbloeden worden met anderhalf al jaar beleerd. Voor rijpaarden is dat te vroeg, maar je kunt ze op die leeftijd wel al van alles leren: handmak maken, voetje geven, enzovoort.

Tenslotte is het goed om rekening te houden met het volgende: hengsten en ruinen moeten de tijd krijgen om sterk te worden. Zij zijn pas tussen de vijf en zes jaar uitgegroeid. Tot die tijd is het belangrijk hen dagelijks te observeren en de training daar op aan te passen. Dit is weer management waarmee je blessures kunt voorkomen.

Albert van Unen is erkend paardendierenarts bij Paardenkliniek Vinkega. Ook is hij teamveterinair voor het Nederlandse spring-, dressuur- en menteam sinds 1996.
Deze opinie verscheen woensdag 27 juli 2011 in De Paardenkrant
 

 

Weg met de ‘hakken-over-de-sloot’ promotie (uit de Paardenkrant, 15-05-2010)

Vanwege mijn zeer actieve leerlingen ben ik vaak langs de wedstrijdbaan te vinden. Op een vrij moment zit ik ook nogal eens te schrijven bij een jurylid. Al heel lang zie ik het resultaat van enkele gaten in het systeem en blijf nadenken over wat er nodig is om hier een positieve wending aan te geven. Ik zie veel combinaties die keer op keer met de hakken over de sloot een winstpunt halen en, als ze uiteindelijk dat tiende punt binnen hebben, direct overstappen naar de volgende klasse.

Ik hoor zelfs van ruiters die naar bepaalde concoursen in bepaalde plaatsen gaan omdat ze weten dat daar doorgaans nogal soepel wordt gejureerd. ‘Als je een winstpunt nodig hebt, moet je daar gaan starten.’ Hoe hoger de klasse, hoe meer ellende je ziet in de ring. Paarden die lopen zonder enig ruggebruik, op de voorhand, scheef en vooral zonder plezier. En de juryleden zuchten: ‘Hoe zijn ze in hemelsnaam in deze klasse terechtgekomen.’ Die ellende kent doorgaans dezelfde oorzaak: een gemis in de basisopleiding van paard en/of ruiter.

‘Te koop: Ervaren en betrouwbaar leerpaard’
Vervolgens zie je dat in de handel pony’s en paarden worden aangeboden die weliswaar Z geklasseerd zijn, maar hun werk moeten doen met de bespiering van een driejarige. Ze snappen het kunstje, maar zijn fysiek helemaal niet in staat de oefeningen goed uit te voeren. Ze zijn steeds met de hakken over de sloot gepromoveerd, maar het systeem heeft de ruiters er niet toe gebracht zichzelf en hun paard op essentiële onderdelen te verbeteren. Of het paard fysiek dusdanig te trainen dat het de oefeningen volledig aan kan. Deze paarden worden nogal eens van de hand gedaan onder het mom: ‘Hij zit aan zijn top en ik kom er niet verder mee, maar het is een goed leerpaard.’

Juryleden zouden zich bewust moeten zijn dat, wanneer zij een winstpunt toekennen, dat wel eens die éne winstpunt kan zijn waarmee de combinatie promoveert. Die tiende winstpunt vertalen veel ruiters als: ‘Ik ben nu dus klaar voor een hogere klasse.’ Ik denk dan ook dat een combinatie meer gebaat is bij 179 dan bij 181 punten, hoewel de ruiter daar zelf vaak anders over denkt. Zelf adviseer ik mijn leerlingen vaak pas te promoveren wanneer ze niet één, maar minstens twee winstpunten weten te behalen in een proef. En dan bij voorkeur een aantal keren bij verschillende juryleden.

Gaten dichten
Het puntensysteem zou de ruiters in ontwikkeling meer structuur en begeleiding kunnen bieden. Een minimaal aantal punten zou niet per definitie tot een winstpunt hoeven te leiden. Zo zou men bijvoorbeeld kunnen invoeren dat 180 punten in de klasse L2 alleen wordt bekroond met een winstpunt als op essentiële (M1 voorbereidende) onderdelen, zoals het wijken voor het been, minimaal een zes of zeven is gescoord. Hetzelfde zou kunnen gelden voor de eindpunten voor de gangen, de rechtgerichtheid en de impuls. Want wat heb je te zoeken in de M1 als je voor impuls steeds een vijf scoort, maar die vijf met andere onderdelen weet op te halen?

Het omgekeerde komt ook voor. Zo zat ik eens naast een jury die door een hele M1-proef heen vieren en vijven uitdeelde. Het commentaar bestond voornamelijk uit ‘meer impuls’. Vervolgens gaf dezelfde jury onderaan het protocol een zeven voor impuls... Op mijn vragende blik was het antwoord: ‘Ja, anders wordt het wel heel zielig, ze zit al zo laag.’ Hier is die amazone dus helemaal niet mee geholpen. Ze zal waarschijnlijk door blijven oefenen op de oefeningen zonder te begrijpen dat ze de onderliggende voorwaarden zou moeten verbeteren.

Die vijf voor bijvoorbeeld impuls wordt in de klassen B, L1 en L2 nogal eens opgehaald met een acht voor verzorging. Een beoordeling van de verzorging is in mijn ogen zeker van belang. Net zoals bijvoorbeeld de stijl van rijden in het B springen.

Punten verzamelen
Bij het springen heeft men dat belang naar mijn idee goed toegepast: Een foutloos parcours levert alleen een winstpunt op bij een voldoende voor stijl. Heel goed. Zo leert de beginnend wedstrijdruiter netjes en respectvol omgaan met zijn pony of paard.

In de dressuur zou men hetzelfde principe kunnen toepassen. Voor een winstpunt moeten bepaalde cijfers worden behaald en daarbij zou een voldoende of onvoldoende voor verzorging doorslaggevend kunnen zijn. Op die manier zou het onderdeel verzorging geen rol spelen in het puntentotaal, maar wel medebepalend zijn voor het behalen van een winstpunt.

Ik denk dat een nuancering van het puntensysteem, waarbij de fysieke ontwikkeling van het paard op essentiële onderdelen wordt bewaakt, de sport en vooral de paarden ten goede komt. Ruiters zullen er toe worden bewogen zich goed te laten begeleiden en zichzelf meer te verdiepen in het paardenlichaam als atletenlichaam. Paarden die het talent en de instelling wel degelijk hebben, zullen meer kans krijgen dat te laten zien.

Natascha Meijer is een dressuurtrainer die zich vanuit Stable Enable in Etten voornamelijk toelegt op het trainen van ruiters met een handicap die uitkomen in de landelijke en internationale aangepaste dressuursport.
Deze opinie verscheen zaterdag 15 mei 2010 in De Paardenkrant.

 

Ontbrekende schakel, J. Swaab (uit de Paardenkrant 16 april 2010)

Een mooi, goed bewegend paard is een fantastisch bezit en als het dan ook nog fijn te rijden is heb je de hemel op aarde. Dat laatste laat echter vaak te wensen over. Toekomstige dressuur- of springpaarden moeten netjes worden afgericht tot minimaal M-niveau door klassiek opgeleide africhters, zodat het paard aan twee teugels, rechtgericht en op eigen benen de basisfiguren kan uitvoeren, en een klassiek opgeleide amazone of ruiter het paard kan narijden.

Fokkers moeten zich realiseren dat hun product alleen te verkopen is als de gemiddelde amateuramazone of -ruiter het paard kan rijden en niet hoeft af te richten. Want de kennis, het geduld en de tijd daartoe ontbreekt meestal. De signalen uit het buitenland liegen er niet om: de paarden zijn steeds moeilijker te verkopen door het gebrek aan africhting. Wij zetten de deur daarmee wagenwijd open voor onze Duitse buren. Weliswaar mindere paarden, maar beter afgericht.

 

De wetenschap dat de kwaliteit van het paardrijden – en in het bijzonder de africhting – achterblijft bij de kwaliteitsvolle fokkerij van het Nederlandse paard houdt mij steeds meer bezig. Behalve het vaststellen hiervan dringt zich de vraag op: hoe kunnen wij dit oplossen? Want de werkelijke kwaliteit van onze fokkerij wordt getoond door goed afgerichte en gereden paarden.

Er moeten dus klassiek opgeleide africhters komen, en ik benadruk klassiek omdat de afgerichte paarden door klassiek opgeleide amazones/ruiters na te rijden moeten zijn. Populair gezegd moeten de knopjes op de juiste plaats gezet worden. Als een pianist achter de piano gaat zitten, vindt hij de hoge tonen aan zijn rechterhand en de lage bij zijn linker, ongeacht waar de piano is gebouwd. Anders zou hij niet kunnen spelen.

De bestaande opleidingen leveren geen klassiek opgeleide africhters. Er moet dus een speciale opleiding komen waar men niet wordt lastiggevallen met algebra, meetkunde, rekenen of schrijven omwille van de subsidies, maar waar men zich alleen bezighoudt met paardrijden, africhten en het overbrengen van deze vaardigheden.

In mijn kennissenkring zijn nog een aantal klassiek opgeleide professionals die ik zeker kan overhalen hieraan een bijdrage te leveren, maar eerst wil ik weten of er voldoende ambitieuze amazones/ruiters zijn die zo’n opleiding willen volgen. De lezers van De Paardenkrant kunnen zich daarom tot eind deze maand via info@clubcerclehippique.nl bij mij opgeven voor een informatieve bijeenkomst en dit doorgeven aan hun kennissen. Bij voldoende ambitieuze amazones/ruiters wil ik mij sterk maken voor het opzetten van een school voor wat wij vroeger remonte-rijders noemden, mijns inziens de ontbrekende schakel in de fokkerij, rijderij en paardenhandel. En mogelijk voor de toekomst een goedbetaalde baan voor een bekwaam klassiek opgeleide africhter.

John Swaab, columnist
Deze column verscheen vrijdag 16 april 2010 in De Paardenkrant.

 

LMPeeters@hotmail.com